Gereformeerde Gemeente in Nederland

Kerkgebouw

Nadat de Segeerstraatkerk van de Gereformeerde Gemeente te Middelburg te klein werd, werd op 1 september 1951 de eerste steen gelegd voor een nieuw kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente in Arnemuiden.

In 1953 is dit gebouw eigendom geworden van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Arnemuiden.

In 1989 is een galerij in de kerk aangebracht en in 2002 is het kerkgebouw uitgebreid met een zijvleugel, zodat het aantal zitplaatsen bijna 400 bedraagt.. 

Voormalig orgel

De eerste jaren heeft de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Arnemuiden het zonder kerkorgel gesteld. Pas in 1960 werd een orgel aangeschaft.

Het eenklaviers orgel werd in 1873 gebouwd door K.M. van Puffelen voor de Dorpskerk te Ritthem. Het instrument werd op 4 december 1873 in gebruik genomen. Kenmerkend voor het werk van Van Puffelen is de pianotrede waarmee een groep registers kan worden in- of uitgeschakeld. Vanaf begin 1874 werd het orgel bespeeld door de toen 13-jarige M.H.. van 't Kruys, de later bekende organist van de Rotterdamse Grote- of Sint Laurenskerk. In 1877 vertrok hij, in verband met zijn muziekopleiding in Den Haag. In 1882 werd W.P.S. Meijers benoemd als organist.

In 1920 werd Hendrik Carel Anton Varel (1898-1966) organist. Hij was de zoon van P.A. Varel (1865-1933), organist van de Grote- of Sint Jacobskerk in Vlissingen en kleinzoon van de Middelburgse Oostkerk-orgel Hendrik Varel (1834-1919). H.C.A. Varel, in het dagelijks leven onderwijzer, zou tot minimaal 1962 organist van Ritthem blijven. In 1926 werd het orgel gerestaureerd door de firma P. Van Dam uit Leeuwarden, gevolgd door een restauratie in 1937, waarbij waarschijnlijk de Salicionaal 8' werd vervangen door een Viola di Gamba 8'. De Dulciaan 8' verdween. 

In 1948 breidde de firma Van Leeuwen het instrument uit met een pneumatische Subbas 16' op het pedaal en een Sesquialter II sterk op het manuaal. In 1960 werd het Van Puffelen-orgel verkocht aan de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Arnemuiden. De firma W. Van Leeuwen uit Leiderdorp plaatste het over en restaureerde het gelijktijdig. Hierbij werd de Sesquialter II sterk vervangen door een Mixtuur IV sterk. Het orgel werd op een galerij tegenover de preekstoel geplaatst. Voor 1980 is ook de Octaaf 2' blijkens het registeropschrift vervangen door een Woudfluit 2'. In 1983 werd door de firma A. Nijsse & Zoon uit Oud-Sabbinge de Subbas 16' op een nieuwe mechanische windlade geplaatst.

In 1989 is de kas door dezelfde orgelbouwer dieper gemaakt en in een nis boven de preekstoel geplaatst.  Het front kwam voor de nis te staan. 

In verband met verbouw en vergroting van de kerk van 150 a 200 zitplaatsen tot bijna 400, was het orgel met acht stemmen te klein voor de begeleiding. Daarnaast liep de muur boven de preekstoel dwars door het orgel, zodat een groot deel van het geluid werd tegengehouden. Verder was een nieuwe restauratie van het Van Puffelen-orgel dringend nodig. Reden in 2011 om een orgelfonds op te richten ten behoeve van uitbreiding of vervanging van het orgel. 

De dispositie van het Van Puffelen-orgel was toen:

Manuaal: prestant 8, holpijp 8, viola di gamba 8, octaaf 4, fluit 4, woudfluit 2, mixtuur IV, tremulant, pianotrede

Pedaal: subbas 16

Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-f’’’

Pedaalomvang: C-d’

Stemming: Evenredig zwevend

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: Mechanische sleeplade 

Huidig orgel

Omdat het Van Puffelen-orgel uit 1873 voor het in de loop der jaren fors uitgebreide kerkgebouw veel te klein is, is in 2011 besloten een nieuw orgel te bouwen . Orgelbouwer Škrabl uit Slovenië heeft opdracht gekregen een nieuw tweeklaviers instrument te bouwen, waarbij registers en de kaplijsten van het Van Puffelen-instrument zijn hergebruikt. Het front werd gebouwd in de stijl van Van Puffelen. Het instrument werd voorzien van 18 stemmen, waaronder twee transmissies. De Roerfluit 4 voet op het hoofdwerk en de Holpijp 8 voet en Woudfluit 2 voet op het Zwelwerk zijn van Van Puffelen. Op vrijdag 1 november 2013 werd het instrument in gebruik genomen, waarbij Pieter Heijkoop het instrument bespeelde. 

Hoofdwerk: bourdon 16, prestant 8, salicionaal 8, roerfluit 4, octaaf 4, quint 2 2/3, octaaf 2 - uit mixtuur, mixtuur III-IV, cornet Vd

Zwelwerk: baarpijp 8, holpijp 8, viola di gamba 8, voix celeste 8, fluit 4, nasard 2 2/3, woudfluit 2, basson-hobois 8, tremulant

Pedaal: subbas 16, octaaf 8

Overige gegevens:

Manuaalomvang: C-g’’’

Pedaalomvang: C-f’

Stemming: Evenredig zwevend

Toonhoogte: a’ = 440 Hz

Tractuur: Mechanische sleeplade